Als de zon opnieuw gaat schijnen, moeten we naar buiten. Liefst met een tent, een kampvuur en een stukske spek erbij. Een bikepackingtrip hoeft niet altijd twee weken te duren (doch heel graag wat mij betreft). Eén nacht kamperen in de buurt kan al dat beetje hoognodige vakantie zijn.
In mei 2019 rijden we van Rotselaar naar Linter en terug. Linter staat niet meteen bekend voor zijn Rocky Mountain-achtige landschap, noch voor zijn eeuwenoude cultuur. Maar wat Linter wel heeft, is een prachtige bivakplaats, midden in de natuur. Naast de Grote Gete ligt bivak De Getedraak. Geen huis te zien in de buurt, maar wel een prachtige groene vallei met lokale koebeesten.
De pluspunten van een goeie bivakplaats zijn nauwelijks te overschatten. Het is allereerst gratis en legaal om er te slapen. Dat wil zeggen dat je niet hoeft te betalen om midden in de natuur je tent op te slaan. Zolang Vlaanderen een volgebouwde zakdoek blijft waar je niet kan/mag wildkamperen is dat al heel wat. En er is meer. De Vlaamse (en zeker ook de Waalse) bivakplaatsen zijn pareltjes. Ook die van Linter: een mals grasveld zover het oog rijkt, een vuurput met een verse lading hout, en zowaar een toilet (een composttoilet zoals het heet).
Niet lang na het opzetten van onze tentjes hangt het spek te knisperen en gulpen wij dorstig onze blikken bier leeg. Goed dat bivakkeren gratis is want dit moment is onbetaalbaar. We zijn 3 uur eerder vertrokken met onze fietsen en zijn nu op een plek waar we voor geen vakantiemotief dan ook naartoe zouden komen. Vakantie = Frankrijk of verder. Niet hier. En dat maakt een mini bikepacking net magisch. “Even wildkamperen en ik ben terug, schat”!
’s Ochtends tijdens dag en dauw maken we koffie en rijden we door dat ander magische vakantieland, Wallonië. Honderdtwintig kilometer en vierentwintig uur later zijn we opnieuw thuis. Eén nacht buiten slapen is bijzonder leuk. Waren het er maar tien.
Onderaan de foto's vind je info over de route en de bivakplaats.
Opmerkingen